Verhaal

Gebeurtenissen september 1944

Joep (Willem Jozef Francotte, geboren op 29 december 1920) weigerde om in Duitsland te gaan werken en werd daarvoor tot maandenlange dwangarbeid in een kamp veroordeeld. Na zijn vrijlating werkte hij voor het illegale “Je Maintiendrai”. Rond 1944 sluit Joep Francotte zich aan bij de Zuid-Limburgse Knokploeg. Deze knokploegen boden hulp aan onderduikers, het drukken en verspreiden van illegale literatuur, het vervalsen van stam- en bonkaarten, braken in bij post- en distributiekantoren, sabotageacties en het liquideren van personen.
 

Op 2 september 1944 werkte hij mee aan de bevrijding van een aantal gevangenen uit de gevangenis van Maastricht.

Op 5 september wordt hij samen met Sjeng Coenen in Ulestraten aangehouden door Duitse militairen. Wanneer blijkt, dat Coenen een pistool bij zich heeft, worden ze overgebracht naar een Valkenburgs hotel, waar ze door de plaatselijke Ortskommandant worden verhoord. Om middernacht vertrekken Joep Francotte en Sjeng Coenen met dezelfde militairen, die hen ook gebracht hebben. Daarna heeft niemand de twee nog levend gezien.


De dag erna vindt men boven op de Cauberg de twee lijken. Een van hen heeft tussen zijn riem een stuk papier met opschrift:
Terroristen!


Op de drempel van de bevrijding hebben zij hun leven moeten laten. De stoffelijke overschotten worden door de Valkenburgse gemeenschap ter plaatse van hun executie begraven in een tijdelijk graf. Op 20 december 1944 wordt het lichaam van Joep Francotte overgebracht naar Vaals en onder grote deelname op het kerkhof herbegraven.


“Nooit”, zo schrijft het Vaalser Weekblad, “zag Vaals zulk een indrukwekkende lijkstoet, waarin vooral de K.S. met aan het hoofd de commandanten van Zuid-Limburg en Noord-Brabant de ereplaatsen innamen, mede als leden van de illegale beweging.
Zelden hebben zovelen een overledene de laatste eer bewezen, in aanwezigheid van geestelijke en wereldlijke autoriteiten. Na de liturgische gebeden werd Joep aan zijn laatste rustplaats toevertrouwd en een peloton van de K.S. loste als afscheid een salvo.
Door diverse sprekers werd aan de open groeve het woord gevoerd. De Harmonie St. Cecilia speelde als laatste afscheidsgroet het “Wilhelmus” en de Amerikaanse volkshymne.


De MZ.v.Cecilia besloot de droeve plechtigheid met het Ecce quomodo.” Wanneer de gemeenteraad kort na de oorlog de straatnaam Hertogenweg wijzigt in Jos.Francotteweg wordt dit gedaan om de Vaalser verzetsman te eren voor zijn strijd voor het vaderland.

Herdenken.

….zeer bleek en met grote verwilderde ogen….

Deze paar woorden, opgetekend uit de mond van een van de weinige getuigen van de laatste uren van Sjeng en Joep, hebben mij diep getroffen.

Keer op keer lees ik die woorden. Wat moet er door je heen gaan als je pas 23 jaar bent en je voelt dat je leven wreed beëindigd gaat worden?

Ook nu nog na al die jaren grijpen ze me aan.

Ik heb mijn broer niet gekend, ben na de oorlog geboren. Thuis werd over Joep niet of nauwelijks gepraat. Wel was er ieder jaar de herdenking in Valkenburg (“Herdenking der gevallen van het verzet in Limburg 1940 – 1945”).

Voor mijn vader een hoogtepunt in het jaar. Reeds als klein kind ging ik mee.

Nu zie ik mijn eigen kinderen opgroeien in vrede en welvaart. Soms denk je dan wel eens dat het offer, gebracht door die beide jonge mannen, niet voor niets is geweest.

Toch worden we iedere dag geconfronteerd met de verschrikkingen van oorlogen en aanslagen over de hele wereld. Iedere dag worden mensen om het leven gebracht omdat ze anders denken, anders geloven of omdat ze niet onder een dictatoriaal regime willen leven.

Het is moeilijk om te vergeven, vooral als je hoort op welk een brute wijze beide om het leven zijn gebracht. Hun werd geen enkel respijt gegund.

Toch dien je te vergeven.

Alleen vergeten mogen we het niet. Ook niet na zestig jaar.

Daarom moeten we verder blijven herdenken. Op de Cauberg.

De herdenkingskapel op de Cauberg is voor veel mensen een begrip geworden.

De vorm zal zeker aan de tijd aangepast moeten worden. De jeugd moet erbij betrokken worden. Het is ook noodzakelijk dat onze jeugd een enkele keer op het feit gedrukt wordt dat vrede en welvaart niet vanzelfsprekend zijn.

Zeer zeker niet nu we aan de vooravond staan van de inrichting van een “nieuw” Europa. Waar de eenheid ver weg is.

Nu we geconfronteerd worden met een onpersoonlijke maatschappij, waarin de voor de mens noodzakelijke sociale contacten verarmen. Een maatschappij die op het egoïsme van het individu inspeelt. Wie is er nog bereid, voor een ideaal te strijden?

Om af en toe een punt van bezinning te brengen is het nodig dat we herdenken.

Getekend,
Vaals,

september 2005 

Jan Francotte